Het laatste serieuze gevecht van de Queens Own Rifles of Canada vond plaats op 16 april 1945 bij Wons en Hayum. Nergens in Friesland verloren de Canadezen zoveel mensen tegelijk. Een monument in Wons en een gedenksteen in Sneek herinneren aan de offers die deze infanterie eenheid bracht.
Op 16 april 1945 waren grote delen van Friesland bevrijd. In het westen en zuidwesten van de provincie was het zover nog niet. Enkele duizenden Duitse soldaten hadden zich verzameld in de Friese havenplaatsen en rond de Afsluitdijk. Zij probeerden nog de oversteek te maken naar Noord-Holland dat nog stevig in Duitse handen was.
De Canadezen wilden voorkomen dat de Duitsers zich in Noord-Holland verder versterkten. Mede daarom zetten zij vanaf 16 april de aanval in op de Kop van de Afsluitdijk. De infanterie van Queens Own Rifles of Canada was één van de eenheden die hierbij betrokken was. Op 16 april vertrokken zij vanuit Bolsward in de richting van de Afsluitdijk, ondersteund door tanks van de Sherbrooke Fusiliers.
In het open Friese landschap waren de Canadezen op de weg erg zichtbaar en dus kwetsbaar. Vlak voor een brug bij Hayum openden de Duitsers het vuur. De Canadees Orville Cook zat in één van de voorste voertuigen. Over wat er daarna gebeurde schreef hij het volgende:
"Ik zat eerst rechts, maar kwam later in het linker compartiment van onze carrier. Dat was mijn geluk. Bij de strijd met de Duitsers die volgde, was ik de enige die niet geraakt werd. Ze lieten ons ver komen en schoten drie keer raak. Er kwam rook uit het rechter compartiment van mijn carrier. Ik sprong eruit en ben naar de andere kant gerend om de sergeant eruit te halen en hoe ik dat voor elkaar kreeg, weet ik niet meer. Ik legde hem op de weg. De bestuurder was de volgende die ik eruit haalde en op de weg neerlegde. Ik heb ze beiden morfine toegediend en gaf ze een sigaret.
De sergeant zei: ga terug en vertel de A compagnie waar het vuur is en 'make sure they get those jerry (Duitse) bastards for this one'. De soldaten in de voorste carrier waren op slag dood.” De Duitsers hadden aan de westkant van de brug verschillende stukken luchtafweergeschut verdekt opgesteld. De licht gepantserde carriers waren niet opgewassen tegen de 20 mm. en 40 mm. granaten. In het voorste voertuig sneuvelden Alexander Cockburn, Walter Leslie Jackson, Gordon William Ouderkirk, Harry Horace Pennell en Walter Samuel White. Verder vielen er aan Canadese kant ook meerdere gewonden waaronder de mannen in het voertuig van Orville Cook.
Vrijwel direct nadat duidelijk was waar het Duitse geschut stond opgesteld rekenden de Queens of Own Rifles samen met enkele tanks van de Sherbrooke Fusiliers alsnog af met de Duitse weerstand. De resterende verdedigers gaven zich uiteindelijk over.
De gevechten bij Wons en Pingjum zouden de laatste plek zijn waar soldaten van de Queens Own Rifles of Canada sneuvelden. Het was daarom de expliciete wens van de veteranen om in Wons hun monument te plaatsen. Op deze Honour Roll staan de namen van hun kameraden die vanaf D-Day tot de bevrijding het leven lieten.
In het kleine dorpje Abbega en het naastgelegen buurtschap Abbegaasterketting verscholen zich tijdens de oorlog tientallen onderduikers. In februari 1945 bracht een razzia een schok teweeg in de kleine gemeenschap. Verzetsman Gerrit Rijpma, 18 jaar oud, werd daarbij dodelijk getroffen. De beroemde Nederlandse schrijver Gerard Reve, die van 1953 tot 1971 in het nabijgelegen Greonterp naast een zus van Gerrit Rijpma woonde, toonde zich diep geraakt door het verhaal van de jongste broer van zijn buurvrouw. Als eerbetoon aan Gerrit schreef hij het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’.
Volgens getuigen woonden in Abbega en het naastgelegen buurtschap Abbegaasterketting net zoveel onderduikers als burgers. Onder hen waren Joodse onderduikers, spoorwegstakers, deserteurs en jonge mannen uit de omgeving die de dwangarbeid wilden ontlopen. Ook werden er wapens verborgen voor het verzet.
Abbegaasterketting lag naast de Bolswardervaart en was door de afwezigheid van verharde toegangswegen moeilijk bereikbaar. Er was door de bewoners bovendien een ingenieus alarmsysteem in werking gesteld: met een elektrische bel waarschuwde men elkaar bij onraad en elke nacht stonden twee onderduikers op wacht.
Op 8 februari 1945 om ongeveer half twaalf ’s ochtends klonk de alarmbel in het huis van de familie Rijpma. De broers Yp en Gerrit waren op dat moment aan het werk in de schuur.
Toen ze naar buiten liepen, zagen ze veel mensen in paniek wegrennen. Daarom besloten de broers om in een roeibootje de Bolswardervaart, die het buurtschap in twee stukken deelt, af te varen. Ze hoopten zich even verderop in een bocht van de vaart, achter het riet, in veiligheid te kunnen brengen. Onderweg pikten ze aan de andere kant van de vaart buurman Minze van der Veen en een onderduiker op. Inmiddels hadden de Duitse militairen, geholpen door leden van de Landwacht, de achtervolging ingezet en het vuur geopend op de vluchtende onderduikers. Minze van der Veen werd geraakt in zijn rechter elleboog. Gerrit werd drie keer geraakt: dwars door het lichaam, in zijn rug en door zijn wangen en gebit. Omdat de bezetters weigerden om te helpen, moest Yp zijn stervende broer alleen naar de boot dragen en naar een nabijgelegen boerderij brengen. Hulp van een buurtbewoonster, die verpleegster was, mocht niet meer baten. In allerijl werd kapelaan Stolwijk uit Blauwhuis opgetrommeld, die Gerrit het Heilig Oliesel gaf. Even daarna overleed hij. Hij werd begraven op de Katholieke Begraafplaats in Blauwhuis.
De beroemde Nederlandse schrijver Gerard Reve, die van 1953 tot 1971 in het nabijgelegen Greonterp naast een zus van Gerrit Rijpma woonde, toonde zich diep geraakt door het verhaal van de jongste broer van zijn buurvrouw. Als eerbetoon aan Gerrit schreef hij het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’:
GRAF TE BLAUWHUIS (voor buurvrouw H., te G.) Hij rende weg, maar ontkwam niet, en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud. Een strijdbaar opschrift roept van alles, maar uit het bruin geëmaljeerd portret kijkt een bedrukt en stil gezicht. Een kind nog. Dag lieve jongen. Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?
In 1983 werden de stoffelijke resten van Gerrit Rijpma overgebracht van het kerkhof van Blauwhuis naar het Nationaal Ereveld Loenen.