Anfang April wurde deutlich, dass die Befreiung Frieslands kurz bevorstand. Obwohl die Provinz nicht wie andere Teile der Niederlande unter einem echten Hungerwinter gelitten hatte, herrschte in der Provinz ein großer Mangel an fast allem. Und der Terror der Besatzer wuchs. Infolgedessen wurde auch der Widerstand gegen die Besatzer immer stärker. Der Kampf zwischen beiden war Anfang 1945 härter als je zuvor.
In Friesland waren die sogenannten Knokploegen (KP) [Schlägertruppen] für die meisten Widerstandshandlungen verantwortlich. Es gab aber auch noch andere Gruppen. Auf Anordnung der niederländischen Regierung in London wurden alle diese Gruppen in den niederländischen Inlandsstreitkräften (NBS) zusammengefasst. In Friesland geschah dies am 12. Dezember 1944.
Mit den NBS, im Volksmund BS genannt, erhielt der bewaffnete Widerstand eine Organisation mit klarer Struktur. Die NBS sollte auch bei der bevorstehenden Befreiung eine Rolle spielen. Zu diesem Zweck wurden die Widerstandsgruppen ab Herbst 1944 mit Waffen ausgestattet. Diese wurden aus der Luft abgeworfen.
Am 8. April sendete Radio Oranje die Nachricht "Die Flasche ist leer". Dies war das Signal für die NBS, 36 Stunden später mit den Sabotageaktionen zu beginnen. Ziel war es, den Deutschen die Verteidigung gegen die anrückenden alliierten Truppen so schwer wie möglich zu machen.
Der Widerstand tat dies, indem er Brücken unpassierbar machte, Eisenbahnen lahm legte, Wasserwege blockierte und Straßen versperrte. Die Reaktion der Besatzungstruppen war unbarmherzig. Als Vergeltungsmaßnahme wurden Dutzende von Gefangenen zu verschiedenen Zeiten und an verschiedenen Orten erschossen.
Als die Kanadier am 12. April in Friesland einmarschierten, wurden sie vom friesischen Widerstand äußerst wirksam unterstützt. Da er hervorragend organisiert war, konnte er den Kanadiern helfen, wichtige Brücken unter Kontrolle zu bringen, beschädigte Brücken zu reparieren und sie über die günstigste Route zu beraten.
Am 18. April war die gesamte Provinz mit Ausnahme der Watteninseln befreit (diese wurden erst Ende Mai und im Juni befreit). Im Vergleich zu anderen Provinzen gab es in Friesland nur wenige Kämpfe. Im Allgemeinen wurden die wenigen tausend deutschen Soldaten, die nicht aus Friesland fliehen konnten, von den Kanadiern relativ schnell besiegt.
Der Kommandeur der Royal Canadian Dragoons, Oberstleutnant Landell, lobte die Aktionen des Widerstands mit den Worten "Friesland liberated herself". Das mag zwar etwas übertrieben sein, aber die Aktionen des friesischen Widerstands haben die Befreiung zweifellos beschleunigt. Und sie verringerten die Zahl der Opfer auf Seiten der Alliierten.
Bei den Auseinandersetzungen mit den deutschen Truppen und ihren niederländischen Komplizen verloren mindestens 31 Widerstandskämpfer ihr Leben. Auf der Seite der Alliierten starben mindestens 11 Kanadier und ein Franzose. Die Kämpfe und der Beschuss forderten auch Dutzende von Opfern unter der Zivilbevölkerung. Die Zahl der Opfer auf deutscher Seite ist nicht bekannt, geht aber wahrscheinlich in die Hunderte. Mit 320 zerstörten Häusern, 4.000 beschädigten Häusern und 80 zerstörten Brücken war Friesland die am wenigsten beschädigte Provinz der Niederlande.
Bij Haskerhorne dropt een vliegtuig in de nacht van 1 op 2 november 1944 een waardevolle lading: de twee geheim agenten Peter Tazelaar en Lykele Faber. De mannen hebben een belangrijke opdracht: het opzetten van een geheime zender om te communiceren met Londen.
Met de slagzin ‘Wie de schoen past, trekke hem aan’, wordt begin november bij Haskerhorne een wapendropping aangekondigd. Maar daarnaast bevat het vliegtuig ook een andere belangrijke lading: geheim agenten Peter Tazelaar en Lykele Faber. Hun missie houdt in dat ze verzetsgroepen met elkaar in contact moeten brengen, radiocontact met Londen moeten opzetten en wapendroppings coördineren.
Om zich veilig door Friesland te kunnen bewegen hebben de agenten een zorgvuldig gekozen valse identiteit. Tazelaar gaat door het leven als ‘Paul Christiaan Wouters’, student diergeneeskunde. Lykele Faber wordt dominee ‘Arnold de Bruin’.
Voor de beide geheim agenten is het niet de eerste keer dat ze terug zijn in bezet gebied. Tazelaar is eind 1941 al in Nederland terug geweest voor operatie ‘Contact Holland’ en Faber is tijdens Operatie Market Garden gedropt bij Son.
Na de dropping worden Tazelaar en Faber opgevangen door het Friese verzet, dat ze voorziet van een onderduikplek. Faber, die enige tijd in Friesland heeft gewoond, wordt tot ieders stomme verbazing al op zijn eerste onderduikadres herkend door een verzetsman, die zegt: “Hé, jij bent toch een zoon van Faber? Ik heb naast jou gewoond in Drachten”.
Na een eerste korte nacht verplaatsen de geheim agenten zich al snel naar het dorpje Swichum onder Leeuwarden, waar zich het hoofdkwartier van de gewestelijke staf van de NBS van Friesland bevindt. Ze krijgen daar verdere informatie over het verzet en installeren hun geheime zender. In de maanden die daarop volgen verplaatsen ze zich regelmatig, om te voorkomen dat de zender wordt ontdekt.
Op een van hun onderduikadressen ontmoeten ze de ervaren wireless operator Alfred Springate, een bemanningslid van een Hallifax bommenwerper die in de nacht van 13 op 14 oktober 1944 bij Stavoren neergestort is. Springate staat Tazelaar en Faber de rest van de bezettingstijd bij.
Op 2 februari 1945 voltrekt zich een ramp voor de Friese Binnenlandse Strijdkrachten. In het dorp Tjerkwerd belandt bij een dropping een van de afgeworpen containers op het erf van een Duitsgezinde boer, die hier melding van maakt bij de dorpsveldwachter. Er volgen huiszoekingen in het dorp. Een van de adressen die wordt overvallen is het onderduikadres van verzetsleider Philip Willem Pander. Met zijn arrestatie valt de gehele administratie van de Friese NBS in handen van bezetters. Voor Tazelaar en Faber volgt een zenuwslopende tijd waarbij ze meerdere keren maar net aan een arrestatie weten te ontsnappen.
Faber, Tazelaar en Springate beleven de bevrijding uiteindelijk in Heerenveen. Pander wordt op 10 april 1945 gefusilleerd bij het Katerveer bij Zwolle. Na de bevrijding is Tazelaar nog enige tijd adjudant van koningin Wilhelmina. Hij heeft van 1981 tot zijn dood in 1993 in Hindeloopen gewoond. In dit stadje staat een bronzen beeld ter nagedachtenis aan hem.
Hier, in de omgeving van het Nannewiid, zitten Tazelaar en Faber aan het einde van de oorlog op het kajuitjachtje ‘Paliter’ ondergedoken, niet ver van de plek waar ze in de nacht van 1 op 2 november 1944 zijn gedropt.